Blog 14-04-2025

De stilte van een golfbaan versus het gezoem van een zonnepark

De stilte van een golfbaan versus het gezoem van een zonnepark

Datum: 14-04-2025

Ik zat laatst in de auto – ruitenwissers zachtjes heen en weer, file natuurlijk – en zag een billboard over een wéér nieuw te bouwen zonnepark. Ik dacht meteen: zucht, nóg zo’n plan waar mensen over gaan steigeren alsof we de troon van de koning met oranje verf bespuiten. ‘We hebben geen ruimte!’ roepen ze dan verbolgen. Maar, zo ontdekte klimaatonderzoeker Jann Weinand, kennelijk hebben we ineens wél ruimte voor golfbanen waar ieder grasje gesoigneerd wordt voor het selecte clubje dat de green betreedt.

Ik stel het me altijd zo voor: de hele week door ligt zo’n golfbaan er weelderig bij – een tapijt van volmaakt gemaaid gras, gedrenkt in liters water en pesticiden, keurig afgezet met robuuste hekwerken. ’s Ochtends vroeg komen een paar heren in neonpolootjes in hun golfkarretje aanrijden. Ze slaan wat balletjes de wijde wereld in, drinken daarna een cappuccino in het clubhuis en verdwijnen weer, terwijl er op dat immense terrein met gemak hele festivalweides, sportcomplexen of ja – zonneparken – hadden kunnen staan.

In Duitsland heeft Weinand – normaal gesproken een bijzonder serieuze wetenschapper – zijn tanden gezet in een heerlijk absurd vraagstuk: nemen golfbanen wereldwijd meer ruimte in beslag dan zonneparken? En je raadt het al: bijna overal is het antwoord ‘ja’. Behalve in China, waar de zonne- en windenergie zó gigantisch is uitgegroeid dat de golfbanen in de schaduw staan te verpieteren.

Toen Weinand zijn bevindingen publiceerde, brulde de Duitse golfverenging meteen: “Maar de helft van onze velden is eigenlijk groene natuur!” Nou, puntje voor hen, want er staan inderdaad bomen, en die bomen zijn natuurlijk best fijn. Maar we moeten wel eerlijk blijven: als we nu eens voor de grap ál die golfvelden zouden vol leggen met zonnepanelen en windmolens, zouden sommige klimaatdoelen plots wél realistisch worden.

In Nederland blijkt de situatie trouwens iets gebalanceerder. Onze 250 golfbanen beslaan een oppervlakte van zo’n 90 vierkante kilometer. De zonneparken – met de bijbehorende discussie ‘opoffering’ van natuur en boerenland – zitten rond eenzelfde of zelfs iets groter oppervlak. Niet slecht voor een land waar je een koe nog net op de rand van z’n staart kunt omkeren.

Toch voelt deze realiteit een tikje wrang. Terwijl zonneparken en windmolens vaak de schijnwerpers van protest op zich gericht krijgen – alsof we, Godbetert, de Eiffeltoren door een polder heen willen trekken – struikelt haast niemand over al die idyllische golfgreens waar je slechts een enkeling hoort fluisteren ‘Fore!’.

Waar het hier echt om draait, is de vraag: waarvoor gebruiken we onze kostbare grond? Want als wij ruimtegebrek opvoeren als argument tégen duurzame energie, waarom treden we dan niet ook met dezelfde passie in de bres tegen andere, puur recreatieve landhonger? Hier is geen antisport-betoog of kruistocht tegen golfen gaande – net zo min als dat we per se ieder weiland moeten volplanten met panelen. Het is meer dat we ons bewust worden van die vreemde afwegingen.

Als maatschappij redeneren we vaak: “Het is een lelijk gezicht, zo’n weiland vol zonnepanelen.” Maar een golfbaan op een akker is óók een vrij eenzijdige invulling van land. En ergens in dat spectrum van lelijk, mooi, nuttig, cultureel, economisch en ecologisch belang wéégt het ene toch net wat zwaarder dan het andere.

Natuurlijk, de echte oplossing ligt in een slimme mix: daken bedekken, restgrond benutten, windmolens op zee en, waar kan, geïntegreerde zonneparken die dubbel grondgebruik kennen (zoals de fameuze ‘Agri-PV-projecten’). Maar daar kom je pas op als je zonder vooroordelen naar alle vormen van ruimtebeslag kijkt, inclusief dat van je local golf club.

Dus mocht je de volgende keer in de file staan en stiekem langs zo’n perfecte green kijken: visualiseer eens hoe dat er zou uitzien als daar in plaats van een handvol golfers een veld met zonnebomen en windturbines stond. Bedenk wat dat oplevert voor de samenleving. En dan is het opeens niet zo’n gek idee meer dat we met wat creativiteit en durf onze ruimte anders gaan invullen. Tenzij je natuurlijk één van die gelukkige golfers bent – maar hé, zelfs dan kun je toch genieten van een goed gesprek onder een windmolen?